Volgens de traditionele Chinese geneeskunde circuleert energie, Qi genaamd, door het lichaam en volgt hierbij specifieke banen, die met elkaar verbonden zijn: de meridianen.
Wanneer de energiestroming stagneert, wordt geblokkeerd of ergens anders naar toe vloeit, geeft dat onderbrekingen in het stromen van de energie, en veroorzaakt emotionele en fysieke problemen.
Om deze onderbrekingen en daarmee de problemen op te heffen, worden specifieke punten (acupunctuurpunten) op de meridianen gestimuleerd met behulp van acupunctuurnaalden, druk (acupressuur) of op andere manieren.
De Wereldgezondheidsorganisatie heeft, met de publicatie ‘Standard acupuncture nomenclature’, een lijst van ongeveer 400 acupunctuurpunten en 20 meridianen, die al deze punten verbinden.
Sinds 1978 proberen wetenschappers via radioactieve tracing methoden aan te tonen dat meridianen en acupunctuurpunten een anatomische structuur hebben.
Na het inspuiten van een radioactieve tracer werden duidelijke lijnen zichtbaar, welke correspondeerden met de meridiaan.
In de ‘Journal of Nuclear Medicine’ van 1992 is een artikel gepubliceerd waarin meridianen met radioactieve stoffen werden onderzocht.
Verschillende onderzoeksgroepen uit Frankrijk, Roemenie, China en Spanje hebben onafhankelijk van elkaar vergelijkbare resultaten verkregen, na het injecteren van radioactieve tracers in acupunctuurpunten.
De resultaten van deze onderzoeken wijzen op het fysieke bestaan van meridianen.
Qi of Chi is een fundamenteel concept uit de Chinese cultuur.
Chi wordt gedefiniëerd als de ‘adem, levenskracht, spirituele energie’, die deel uitmaakt van alles dat leeft.
De traditionele Chinese geneeskunde gaat ervan uit dat Chi in kanalen, de meridianen, circuleert. Verstoring van circulatie van Chi door de meridianen, of het uit balans zijn van Chi in organen geeft ziekteverschijnselen.